North Dakota haalt het nieuws niet vaak. Met minder dan een miljoen inwoners op een gebied tweeënhalf keer zo groot als de Benelux behoort het tot de minst en dunst bevolkte staten van de VS. Van Bismarck (de hoofdstad) en Fargo (de grootste stad) heeft iedereen wel eens gehoord, maar dan om redenen die niets met North Dakota te maken hebben.
Uitgerekend de gouverneur van deze bescheiden staat heeft nu één van de meest memorabele redes in coronatijd afgeleverd. In North Dakota zijn de coronamaatregelen per 1 mei versoepeld, het dragen van mondmaskers is er niet verplicht. Doug Burgum vroeg in zijn speech om begrip en respect voor wie toch gezichtsbescherming draagt. Hij veroordeelde mask shaming, het verketteren van maskerdragers, een fenomeen dat aan een verontrustende opmars bezig is. De keuze voor een masker is geen uiting van een ideologische of politieke gezindheid, stelde hij.
Dit was geen redevoering vol martiale spraak, maar een smeekbede. Burgum brak, hij huilde, verscheurd door zoveel tweespalt.
Maskers polariseren. Dezelfde dag lees ik hoe in een Berlijnse supermarkt een man tegen de grond wordt gemept als hij twee mensen erop aanspreekt dat ze geen bescherming dragen. In Duitsland bestaat een maskerplicht. In pragmatisch België bestaat die niet, het dragen van mondmaskers wordt er aanbevolen. Maar burgemeesters die een stapje verder gaan en wel zo’n verplichting voor openbare ruimtes invoeren, worden snel door de minister van binnenlandse zaken berispt, en ook dan raken de gemoederen verhit.
Links of rechts, Wutbürger of Gutmensch, maskers lijken het zichtbare symbool van een binaire wereld die al verziekt was lang voordat dit virus begon rond te waren. Maskers, het nieuwe contrast: wie niet voor is, is tegen, en niet zo’n klein beetje ook.
Burgum had het over senseless dividing lines, zinloze scheidslijnen. Grappig, ineens besefte ik dat ik niet wist of hij Republikein of Democraat is. Vandaag leek dat even niet belangrijk.
© Ricus van der Kwast, 26 mei 2020
North Dakota haalt het nieuws niet vaak. Met minder dan een miljoen inwoners op een gebied tweeënhalf keer zo groot als de Benelux behoort het tot de minst en dunst bevolkte staten van de VS. Van Bismarck (de hoofdstad) en Fargo (de grootste stad) heeft iedereen wel eens gehoord, maar dan om redenen die niets met North Dakota te maken hebben.
Uitgerekend de gouverneur van deze bescheiden staat heeft nu één van de meest memorabele redes in coronatijd afgeleverd. In North Dakota zijn de coronamaatregelen per 1 mei versoepeld, het dragen van mondmaskers is er niet verplicht. Doug Burgum vroeg in zijn speech om begrip en respect voor wie toch gezichtsbescherming draagt. Hij veroordeelde mask shaming, het verketteren van maskerdragers, een fenomeen dat aan een verontrustende opmars bezig is. De keuze voor een masker is geen uiting van een ideologische of politieke gezindheid, stelde hij.
Dit was geen redevoering vol martiale spraak, maar een smeekbede. Burgum brak, hij huilde, verscheurd door zoveel tweespalt.
Maskers polariseren. Dezelfde dag lees ik hoe in een Berlijnse supermarkt een man tegen de grond wordt gemept als hij twee mensen erop aanspreekt dat ze geen bescherming dragen. In Duitsland bestaat een maskerplicht. In pragmatisch België bestaat die niet, het dragen van mondmaskers wordt er aanbevolen. Maar burgemeesters die een stapje verder gaan en wel zo’n verplichting voor openbare ruimtes invoeren, worden snel door de minister van binnenlandse zaken berispt, en ook dan raken de gemoederen verhit.
Links of rechts, Wutbürger of Gutmensch, maskers lijken het zichtbare symbool van een binaire wereld die al verziekt was lang voordat dit virus begon rond te waren. Maskers, het nieuwe contrast: wie niet voor is, is tegen, en niet zo’n klein beetje ook.
Burgum had het over senseless dividing lines, zinloze scheidslijnen. Grappig, ineens besefte ik dat ik niet wist of hij Republikein of Democraat is. Vandaag leek dat even niet belangrijk.
© Ricus van der Kwast, 26 mei 2020
Dit artikel is verschenen in De Morgen, 29 mei 2020