Amper duizend Joden telde Portugal in 1933. Ook in de jaren daarna stond het verarmde land nog niet direct op de radar van Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oost-Europa. Op de Conferentie van Évian in 1938 bespraken tweeëndertig landen zonder succes opties om meer immigranten op te nemen. Portugal was niet uitgenodigd.
Dat veranderde resoluut na het uitbreken van de oorlog. Portugal bleef over als enige ontsnappingsroute naar Noord- of Zuid-Amerika. Dat Liberation Route Europe vandaag routes in negen landen voorstelt om de bevrijding te herdenken en Portugal niet aandoet, voelt niet goed. Niet goed tegenover bijvoorbeeld Aristides de Sousa Mendes, de consul in Bordeaux die doorging met visa te verstrekken ook toen António de Oliveira Salazar al lang vond dat het welletjes was. Portugal verdient een plekje met een herdenkingsroute en Figueira da Foz zou daarvoor een goede kandidaat zijn.
Figueira da Foz, een kustplaats op vijftig kilometer van Coimbra, was één van de handvol “fixed zones of residence” die Salazar had aangewezen voor de opvang van vluchtelingen. Vrijwel allemaal waren dat kleine of hooguit middelgrote plaatsen in Midden-Portugal.
Vanaf het begin van de oorlog schipperde de dictator met de neutraliteit die hij koste wat het kost wilde bewaren. Het opnemen van vluchtelingen was een uitvloeisel van de eeuwenoude alliantie met Engeland. Tegelijk wilde Salazar de nazistaat niet voor het hoofd stoten. Duitsland was een belangrijke handelspartner geworden. Portugal leverde met name wolfraam voor de Duitse wapenindustrie en liet zich daarvoor betalen in goud. Maar liefst vierhonderd ton zou het land zo ontvangen hebben. Over de herkomst van dat goud werden niet te veel vragen gesteld.
In die eerste oorlogsjaren gonsde het nog regelmatig van de geruchten dat een Duitse invasie op handen zou zijn, al werd er lacherig aan toegevoegd dat Hitler de annexatie van het land waarschijnlijk met een telefoontje aan Salazar af zou doen.
In het kanaliseren van de vluchtelingenstroom had Salazar ook zijn eigen, binnenlandse overwegingen. Hij zat niet te wachten op samenscholingen van een vrijgevochten elite met revolutionaire denkbeelden, en intellectuelen, artiesten en industriëlen waren nu eenmaal oververtegenwoordigd in de groep migranten. Het verklaart de keuze van Salazar voor kleinere plaatsen als opvangcentra, in de luwte en ver van het centrum van de macht, ver van Lissabon.
Het betekende ook dat de vluchtelingen aan regels onderworpen werden. De nieuwbakken inwoners moesten hun verblijfsvergunningen maandelijks vernieuwen, wat vooral het tijdelijke karakter van hun oponthoud benadrukte. Toestemming om te werken hadden ze niet, de banen van de lokale bevolking mochten niet in gevaar komen. Ze mochten zich niet meer dan drie kilometer buiten de stad begeven. Het was verboden foto’s of schetsen te maken van plekken die als militair strategisch aangemerkt werden. Door het palet aan nationaliteiten dat ineens het land kleurde, zat de angst voor spionage er goed in. Controle ging boven alles, leek het.
In het verhaal van Figueira da Foz zit veel van de tweeslachtige omgang van Portugal met de oorlogsvluchtelingen. De stad was tot bloei gekomen in de tweede helft van de negentiende eeuw en uitgegroeid tot een geliefd vakantieoord voor Portugezen en Spanjaarden. Ze was bekend met het herbergen van vluchtelingen: in 1936 hadden veel Spanjaarden hier hun toevlucht gezocht om te ontsnappen aan de Burgeroolog. Die waren vaak straatarm, sjofel gekleed en aangewezen op de liefdadigheid van hun Portugese gastheren. Maar de vluchtelingen in 1940 waren anders. Zo niet welgesteld, dan waren de meesten toch afkomstig uit de betere middenklasse. Flink wat van hen hadden naam gemaakt op cultureel gebied. Het pianistenechtpaar Colette Gaveau (1913-1987) en Witold Małcużyński (1914-1977), een van de belangrijkste Chopin-vertolkers uit die jaren, de Franse acteur Marcel Dalio (1899-1983) en de eveneens Franse schrijfster Gisèle Quittner Allatini (1883-1965) waren enkelen van hen.
De inwoners van Figueira da Foz vergaapten zich ondertussen aan vrouwen die rookten, café’s bezochten, zonnebrillen en broeken droegen, of jurken die een deel van het onderbeen onbedekt lieten. Wie een foto van het straatbeeld uit die jaren bekijkt, haalt er feilloos de vluchtelingen uit.
De Portugese vrouwen hadden zo snel hun nieuwe voorbeelden ontdekt. Maar de stad als geheel profiteerde. De bedrijvigheid nam toe, restaurants bleven langer open, het casino werd een plaats voor culturele evenementen. Małcużyński bedankte de stad met concerten, Quittner Allatini schreef voor de lokale pers. Het was alsof de vluchtelingencrisis de stad een forse por in de moderne tijd gegeven had. Maar wie een strandfoto van een vrouw in badpak met diep uitgesneden decolleté uit die tijd vindt, weet tegelijk met zekerheid dat die foto uit 1940 stamt, precies 1940 en niet later, want dit soort ongepaste kledij werd vanaf 1941 beboet. Deus, Pátria e Familia was de slogan van het bewind. Salazar had veel ballen in de lucht te houden en de band met de kerk in het aartskatholieke Portugal was er één van.
Het kwam niet tot een botsing tussen de lokale bewoners en de nieuwe ingezetenen. Alleen al de aankomst van de eerste treinen met vluchtelingen spreekt boekdelen. Voor het ontvangstcomité waren haastig alle Franssprekenden van de stad opgetrommeld. Menukaarten werden meertalig. José Santos Alves en zijn broer Manuel, respectievelijk vice-consuls van België en Engeland, deden wat ze konden om de nieuwelingen te helpen. Vanaf juli 1940 waren in de stad zeshonderd buitenlanders ondergebracht. Die werden toen al niet meer “foragidos” (vluchtelingen) genoemd, maar “hóspedes” (gasten).
De bepalingen die hun waren opgelegd werden in de praktijk soepel toegepast. De dichtstbijzijnde vestiging van de Polícia de Vigilância e Defesa do Estado (PVDE)*, de beruchte politieke politie, bevond zich in Coimbra. Dat betekende dat het dagelijkse toezicht bij de lokale autoriteiten terecht kwam. Reizen en werken mocht dan weliswaar niet, maar dat stond een bruiloftsbezoek tachtig kilometer verderop of een wildgroei aan taal- en muzieklessen niet in de weg.
De gasten waren dankbaar. Ze hadden toestanden zoals in de Franse kampen gevreesd, maar het verblijf hier overtrof alle verwachtingen. Ergens in de zomer van 1940 konden ze op straat zelfs de man die alles mogelijk had gemaakt persoonlijk de hand schudden: Aristides de Sousa Mendes, inmiddels zelf persona non grata geworden.
De meest lyrische beschrijving kwam van de Tsjechische journalist Eugen Tillinger. Zijn artikel Tage in Portugal in Aufbau, een weekblad van de Duits-Joodse gemeenschap, leest als een ode aan de gastvrijheid en vriendelijkheid van de Portugese burgers. Het fleurde de gedwongen vakantie, zoals Tillinger de periode noemde, op. De melancholie die zo typisch is voor het vluchtelingenbestaan was hier even niet. Het leek alsof de wereld, de oorlog, in de pauzestand stond.
Honderdduizenden, misschien zelfs een miljoen mensen zijn via Portugal aan de naziterreur ontkomen. Zestig- tot tachtigduizend van hen waren Joods. De diplomatieke loopbaan van De Sousa Mendes werd als straf voor zijn ongehoorzaamheid geknakt. Hij stierf berooid in 1954. Pas in 1988 zou hij door het Portugese parlement officieel gerehabiliteerd worden. Op 19 oktober 2021 werd hij opgenomen in het Nationale Pantheon in Lissabon.
Salazar streek na de oorlog alle eer op. De gewiekste dictator maakte er gebruik van door langer dan welk ander westers land ook vast te houden aan zijn Afrikaanse koloniën. Op 25 april 1974, vier jaar na zijn dood, maakte de Anjerrevolutie een einde aan het laatste fascistische bewind in Europa.
© Ricus van der Kwast, april-mei 2024
Een verkorte versie van dit artikel is ook verschenen in Argus, jaargang 8, nummer 177, 19 juni 2024
Dank
Carolina Henriques Pereira (Universidade de Coimbra) heeft me grootmoedig van informatie en commentaar voorzien. Bárbara Azevedo wees me op de muurschildering van Aristides en de ceremonie ter ere van hem in het Nationaal Pantheon. Tot slot: zonder Henri Dyner en zijn levensverhaal was dit artikel er nooit gekomen.
Achtergrondinformatie:
Avraham Milgram, Portugal, the Consuls, and the Jewish Refugees, 1938-1941, https://www.yadvashem.org/articles/academic/portugal-the-consuls.html
Irene Vaquinhas, Figueira da Foz as a “site of memory” on the escape route from occupied Europe during the Second World War (1943-1945). Proposal for a historical itinerary, Pasado y Memoria, Núm. 23, 2021; pp. 362-383
Over de ceremonie ter ere van Aristides de Sousa Mendes, Nationale Pantheon, Lissabon, 19 oktober 2021: https://pt.euronews.com/2021/10/19/aristides-de-sousa-mendes-no-panteao
* De PVDE werd in 1945 omgedoopt tot Polícia Internacional e de Defesa do Estado (PIDE)