Al ben ik er dan meer dan twintig jaar weg, af en toe krijg ik het nog knap benauwd van Nederland. Pas was het weer zover. Drie keer zelfs, in drie verhalen die op het oog weinig met elkaar te maken hebben.
Eerst was er Intertoys, of liever het einde van Intertoys. Normaal is het nieuws als een keten van speelgoedwinkels over de kop gaat. Dit keer nauwelijks – iedereen had het zien aankomen. Het echte nieuws over Intertoys was iets anders: het drama van de cadeaubonnen. Massaal kwamen klanten op de laatste zaterdag met hun nog niet verzilverde bonnen op de filialen af. Lange wachttijden waren het gevolg, er waren computerstoringen, heette het. Het kwam tot onlusten in winkels in Den Bosch, Wezep, Zwolle, Amstelveen en wie weet waar nog. Medewerkers werden bedreigd, bespuugd, er werd gevochten. Verschillende winkels sloten voortijdig.
De Volkskrant liet een vrouw aan het woord die zich gelukkig prijsde dat ze haar bonnen al een week eerder had ingeruild. Ze toonde ook compassie. “Ik vind dit wel zuur voor iedereen die dat nog niet gedaan heeft.” Ook de tweeëndertigjarige Richard was de redelijkheid zelve en begreep dat een winkel altijd failliet kan gaan. Maar ja, je moet natuurlijk wel fatsoenlijk blijven omgaan met klanten die nog cadeaubonnen hebben.
Als je geen Nederlander bent, denk je dat dit satirische verzinsels zijn. Het is bloedserieus. De Hollander mag een sociaal begaan mens zijn, solidariteit altijd hoog in het vaandel, maar kom niet aan zijn spaarpunten. Driehonderd winkels in gevaar, drieduizendtweehonderd banen op de tocht, leveranciers die naar hun centen kunnen fluiten, aandeelhouders en bestuurders die geknakt zijn, maar laat ons de essentie niet uit het oog verliezen: cadeaubonnen!
Gertjan Roding hoeft zich in elk geval geen zorgen meer te maken. Zijn lange wachten werd beloond. Glunderend verliet hij die zaterdag de Intertoys-winkel met geurstiften, met een leesboek en, vooral, met een Ik-Hou-van-Holland-spel, een echt hebbedingetje.
Ik hou van Holland, dat zegt ook Geert Wilders in het nieuwste PVV-verkiezingsspotje. Nadat hij jarenlang hel en verdoemenis gepreekt heeft, toont hij nu een land dat baadt in zon en weelde. Holland is bij Wilders vooral mooi door wat er niet is: het Andere. Het Andere zorgt ervoor dat het land lelijk wordt, dat we moeten doorwerken tot we doodvallen, dat het kloteweer is. Het Andere kost geld, dat ook. Het ruikt immers naar gastvrijheid en dat is niet iets waar je als Nederlander op betrapt wilt worden. Dat je er ook Vondels en diamanten voor terug kunt krijgen, past niet zo in de PVV-kraam. Ik zie hier vooral een vervelend, saai land, een koud land, hoe hard de zon ook mag schijnen in die Wilders-clip.
In de derde episode word ik verblijd door de boodschap van Rutger Bregman. Bregman is een historicus die zich onlangs verrot heeft laten schelden door Tucker Carlson, een presentator op FOX News, en dat is zo ongeveer het hoogste wat een Nederlands journalist kan bereiken. Apetrots is Nederland op hem.
Bregman vindt dat de rijken en superrijken meer belasting moeten betalen. Carlson is ook rijk en loopt aan de leiband van miljardairs als Murdoch en de broertjes Koch. Dat was, opgedist met de nodige Hollandse fijnzinnigheid en natuurlijk nergens zelfvoldaan of belerend, zo ongeveer het verhaal.
Nou had ik nooit gedacht dat ik enige sympathie zou kunnen opbrengen voor Tucker Carlson, maar, ere wie ere toekomt, het is Bregman gelukt.
Opvallend: het onwrikbare vertrouwen van Bregman in de efficiëntie van het ambtelijk apparaat, in de staat als vereffenaar van alle ongelijkheid. Je zou de staatskas ook als een bodemloze put kunnen zien, maar nee, in Bregman’s visie is de staat de beste investeerder in het algemeen belang. Nog sterker: hij ziet de staat als énige investeerder in het algemeen belang. Dat is de Hollander ten voeten uit. Het komt geen moment bij hem op dat je ook vrijwillig afstand kunt doen van geld, dat je kunt doneren zonder dat je daartoe gedwongen wordt door de staat.
Toch is dat precies wat er gebeurt in de VS, bakermat van kapitalisme, waar donaties vele malen genereuzer uitpakken dan in Nederland. Giving back to society is er meer dan een morele plicht, het is een vanzelfsprekendheid. In het verlengde daarvan moet je initiatieven als The Giving Pledge zien, waarin de rijksten der aarde zich verplichten meer dan de helft van hun vermogen weg te geven. Maar wie de hele wereld door een Hollandse bril bekijkt, ontgaat dit.
Er zit nog een luchtje aan dat evangelie van Bregman. Hij werkt voor De Correspondent. De Correspondent, een loffelijk initiatief, is vijf jaar geleden gestart als advertentieloze site voor de betere onderzoeksjournalistiek. De hooggespannen verwachtingen werden echter steeds minder ingelost. De groei was eruit en de horizon moest verlegd worden, naar de andere kant van de oceaan. In een vlaag van oerhollandse bescheidenheid werd The Correspondent onontbeerlijk geacht voor het Amerikaanse perslandschap, waar het immers behelpen is met bladen als The New Yorker, The Atlantic en sites als Vox.com en Slate.
Eind 2018 kon The Correspondent definitief door. Via crowdfunding was het streefbedrag van 2,5 miljoen dollar opgehaald. Maar daarvoor was een agressieve marketingcampagne nodig geweest, ééntje waarmee ze haar leden danig op de zenuwen was gegaan. Uiteindelijk heeft die campagne 1,8 miljoen dollar gekost. Nu komt het: meer dan de helft van dat bedrag, 950.000 dollar, is afkomstig van één man, miljardair Pierre Omidyar. Maar we kunnen gerust zijn: Omidyar is natuurlijk een goede rijke.
Drie verhalen die op het oog weinig met elkaar te maken hebben. Behalve dat ze zo…zo…Hóllands zijn. Met de mond belijden Hollanders vrijheid, tolerantie, gerechtigheid en gelijkheid. Hoog te paard zitten ze, deze moderne moraalridders. Maar als puntje bij paaltje komt, als ze zelf hun verantwoordelijkheid moeten grijpen, dan houden ze vast aan al hun pietermannen en spaarpunten, houden ze elke vierkante millimeter Hollandse klei voor zichzelf.
Holland, je kunt er van houden, maar ik heb er even mijn bekomst van. Vandaag zie ik een land van betweters, bonentellers en zegelplakkers. Dat spel koop ik wel een andere keer.
Dit artikel is verschenen in de Volkskrant, 13 maart 2019